’t is eenzaam
te leven
in ’t losse zand,
een gezin zo-even
schrijnende violen blijven klinken
en geven blijk
van warme nesten
door het slijk
en inmiddels jaren later,
dominee tegen wil en dank,
neem ik afscheid van de kater,
bijna tenonder aan de stank
dit leven is te mooi
om bij nummers te verdrinken
in afgestorven zooi
weg te blijven zinken
zie mij maar, ik taxeer
sta op, verhef, en kies
geen broer of vader meer
neem ten volle mijn verlies
vanavond veer ik terug
ga door, ga aan
oude lijken op mijn rug
ik heb ze afgedaan.